Tante Rita's Kinderopvang
Van Bosseware 84
Zwolle
Overijssel 8014TC
Phone: 0628848019

Pedagogisch beleidsplan

vinkje

huiselijke omgeving

vinkje

gezonde voeding

vinkje

gecertificeerd gastouder

vinkje

flexibele opvanguren

Onderdelen

Visie Dagindeling Verzorging Signaleren Activiteiten Pedagogisch plan Pedagogisch visie Artikelen Nieuwsberichten

Inleiding

Als gastouder heb ik er voor gekozen om volgens de vier pedagogische basisdoelen van 4Kids te werken, deze sluiten het beste aan bij mijn eigen visie om met kinderen te werken. Een op mijn situatie aangepaste versie van dit pedagogisch plan kunt u hieronder lezen.

In de eerste levensjaren van een kind vinden veel belangrijke ontwikkelingen plaats die bepalend zijn voor de rest van het leven. De groei naar volwassenheid is een proces waarin het kind zich ontplooit en wordt wie het is. Een goede start begint daarom bij een veilige, liefdevolle en vertrouwde omgeving waarin het kind zich geborgen voelt. Kinderopvang van hoge kwaliteit biedt meer kans op een goede ontwikkeling van het kind.

Als gastouder heb ik ervoor gekozen om de zorg van uw kind een deel van de week op mij te nemen. Ik ben daardoor, samen met u als ouders, medeopvoeder en lever een belangrijke bijdrage aan de opvoeding van uw kind. Dit is een bijzonder mooie taak maar ook eentje die verantwoordelijkheid met zich meebrengt. Ik bied daarom een veilige, liefdevolle en vertrouwde omgeving waarin uw kind zich op zijn gemak voelt en alle ruimte krijgt zichzelf te zijn.

1. De vier opvoedingsdoelen

Mijn opvang probeer ik zo vorm te geven dat een kind de mogelijkheid krijgt om zich te ontwikkelen tot een evenwichtig mens. Iemand die zijn talenten onderkent en benut en tevens de eigenheid van andere mensen respecteert.

De invulling van de opvang is gebaseerd op vier opvoedingsdoelen zoals geformuleerd door Professor Marianne Riksen-Walraven. Zij heeft deze doelen opgesteld aan de hand van wat een kind in de eerste jaren nodig heeft voor zijn welzijn en ontwikkeling. De basisdoelen maken onderdeel uit van de Wet Kinderopvang.

1. Het bieden van een gevoel van fysieke en emotionele veiligheid.
2. Het bieden van mogelijkheden voor het ontwikkelen van persoonlijke competentie.
3. Het bieden van gelegenheid tot het ontwikkelen van sociale competentie.
4. Socialisatie en het eigen maken van waarden en normen.

Deze doelen worden hieronder uitgebreid beschreven. Samen vormen ze het fundament voor de kwaliteit van de opvoeding en de opvang. Het kind is altijd het vertrekpunt, waarbij de situatie en het moment van belang zijn.

1.1 Een gevoel van fysieke en emotionele veiligheid

Emotionele veiligheid
Een kind moet zich veilig en geborgen voelen om zich te kunnen ontwikkelen. Het is belangrijk dat er een sfeer geschept wordt waarin een kind zich geaccepteerd en gewaardeerd voelt. Kinderen krijgen dan meer zelfvertrouwen en kunnen zich beter hechten. Een baby kan zich slechts aan een beperkt aantal mensen hechten. Gastouderopvang biedt het kind, naast de ouders, één vaste opvoeder. Dit zorgt voor een goede hechting en daarmee voor een betere ontwikkeling. Daarnaast is het belangrijk dat ik het gedrag van het kind adequaat interpreteert. Zo leert het kind dat het mij kan bereiken met zijn gedrag. Het kind kan troost en veiligheid bij mij vinden. Zo krijgt het vertrouwen in zichzelf en durft het zijn omgeving te onderzoeken.

Fysieke veiligheid
Lichamelijk contact is belangrijk voor een gevoel van geborgenheid en om dit te bereiken knuffel ik een baby bijvoorbeeld regelmatig. Het uiten van emoties is goed. Lachen of huilen kan erg opluchten. Ik geef het kind de ruimte om deze gevoelens en emoties van uiteenlopende aard te ervaren en te uiten en neemt deze serieus. Ik heb oog voor de gevoelens van het kind en verhelder deze door ze te verwoorden en erover te praten. Wanneer het kind verdrietig is, kan ik aangeven dat ik het verdriet aanvaard en accepteert. Dit kan bijvoorbeeld door het gevoel en de oorzaak te benoemen. “Je bent verdrietig, omdat je mama nu weg gaat.” Daarnaast biedt ik troost aan het verdrietige kind. Jonge kinderen kunnen allerlei angsten hebben. Ik neem deze angsten serieus, bespreek ze en zoek samen met het kind naar een oplossing.

Individuele aandacht
Als kinderen uit school bij mij komen, is het belangrijk dat ik oog heb voor het individuele kind en een moment van rust creëert, na een drukke schooldag. Dit kan ik doen door samen aan tafel te gaan en de kinderen drinken en wat lekkers te geven. Ik vraag naar de dag; het spelen op school, wat was leuk en waren er ook dingen minder leuk. Ik heb oog voor de emotie van het kind en laat merken dat alles bespreekbaar is. Vervolgens krijgen de kinderen zelf de vrijheid om te kiezen wat ze willen doen. Ze krijgen het vertrouwen van mij om bijvoorbeeld zelfstandig naar een voetbalveld te gaan indien het kind hieraan toe is, dit laatste natuurlijk altijd in overleg met de ouders. Ik vraag vaak aan het kind: “Wat vind jij?” en als het mogelijk is, kom ik aan die wens tegemoet.

1.2 Het ontwikkelen van persoonlijke competentie

Hiermee wordt bedoeld dat een kind de kans krijgt om vaardigheden aan te leren zoals zelfstandigheid, zelfvertrouwen, flexibiliteit en creativiteit.

Zelfredzaamheid
Het is belangrijk dat een kind zijn mogelijkheden en beperkingen leert ontdekken. Een kind moet zich daarin gesteund voelen en weten dat het op mij kan terugvallen en om hulp kan vragen. Een kind heeft van nature de drang om uitdagingen op te zoeken en dingen zelf te willen doen. Zo ontwikkelt het kind zich spelenderwijs. Het is belangrijk dat ik het proces van zelfredzaamheid daarom stimuleert. Het gaat hierbij om het mogen experimenteren. Een kind leert zo zelf keuzes te maken. Concreet betekent dit het kind zoveel mogelijk zelf laten doen: zelf eten en drinken, beleg kiezen, de eigen jas ophangen, leren veters strikken en speelgoed kiezen. Maar ook leren om zelf speelgoed op te ruimen, aan- en uit te kleden en ruzies met andere kinderen op te lossen. Als iets een aantal keren niet lukt, kan het kind gefrustreerd raken. Op zo’n moment kan ik het kind een stapje verder helpen.

Positieve aandacht
De wijze waarop ik het kind waardering geef heeft invloed op het zelfvertrouwen van het kind en de ontwikkeling van een positief zelfbeeld. Ieder kind heeft behoefte aan positieve aandacht. Het is daarom goed om veel aandacht te besteden aan positief gedrag. Het is cruciaal om goed te kijken en te luisteren naar de behoeftes van het kind. Hierop inspelen betekent de ene keer het kind stimuleren en een andere keer het kind niet storen in zijn spel. Zo krijgt het kind de vrijheid om zijn eigen mogelijkheden te ontdekken en zich verder te ontplooien.

Respect
Het kind heeft er recht op met respect behandeld te worden en serieus genomen te worden, zo leert een kind ook voor anderen respect te hebben. Hierbij heeft het de voorkeur dat kinderen uit verschillende (culturele) achtergronden van jongs af aan met elkaar opgroeien.

Eigen wil
Een jong kind ontdekt dat het een eigen wil heeft en dat het zijn omgeving kan beïnvloeden. Het is belangrijk dat de wil van het kind wordt gerespecteerd, het kind geeft met zijn wil immers richting aan zijn leven. Gedurende de koppigheidsfase vraagt dit soms om veel geduld en tact van mij. Als het kind weer rustig is, kan ik stilstaan bij wat er is gebeurd en het kind geruststellen. Soms is een driftbui te voorkomen door het kind tijdig voor te bereiden op wat komen gaat, bijvoorbeeld: “Je kunt nog even spelen, daarna gaan we opruimen.”

Zelfstandigheid
Ik bied oudere kinderen zo veel mogelijk zelfstandigheid. Ik laat kinderen eerst zelf dingen uitvinden en neem het niet gelijk over als iets niet lukt. Ik vraag aan het kind wat het denkt al te kunnen en bevestig het vertrouwen in het kind. Laat merken dat het kind gewaardeerd wordt en diens prestaties gezien worden en herinner het ook aan zijn eerdere prestaties.

Ik laat de oudere kinderen hun eigen tas inpakken voor gym, zwemmen en sport en laat ze zelf brood smeren. Kinderen kunnen betrokken worden bij het klaarmaken van het (warme) eten en de verzorging van jongere kinderen. Ik zorg ervoor dat ze zich op hun gemak voelen.

1.3 Het ontwikkelen van sociale competentie

Sociaal gedrag
Het aanleren van sociaal gedrag is voor het kind essentieel om zich staande te houden in de samenleving. Het moet met anderen samen kunnen spelen en werken, relaties kunnen aangaan en vriendschappen kunnen sluiten. Voorwaarde is dat het kind zich kan verplaatsen in een ander.

Sociale ontwikkeling houdt in dat een kind leert omgaan met andere kinderen en volwassenen, maar ook dat het kind leert van anderen. Omdat ik meerdere kinderen opvang kunnen de kinderen met elkaar belangrijke vriendschapsrelaties ontwikkelen. Dit geldt zowel tussen kinderen van dezelfde leeftijd als tussen oudere en jongere kinderen. Peuters spelen nog veel naast elkaar. Kleuters willen al graag samen spelen.

Contact
Door het contact met anderen leert het kind zich niet alleen te verplaatsen in de ander maar ook om samen oplossingen te zoeken voor problemen. Ik kan een gevoel van saamhorigheid bevorderen door te stimuleren dat kinderen elkaar helpen en troosten als dat nodig is. Tijdens het praten over gezamenlijk meegemaakte gebeurtenissen leren kinderen van elkaar, delen ervaringen en hebben samen plezier. Door met een kind te praten over zijn gevoelens en die van anderen wordt het vermogen om zich in anderen te kunnen verplaatsen vergroot. Kinderen kunnen niet worden verplicht om met elkaar op te trekken. Ik schep een goed klimaat voor samenwerking met de kinderen en tussen de kinderen onderling. Oudere kinderen zijn gevoelig voor groepsgevoel. Ik laat mijn gastkinderen daarom weten dat ze welkom zijn en erbij horen.

1.4 Socialisatie en het eigen maken van waarden en normen

Waarden en normen
Het kind moet de kans krijgen om zich de waarden en normen eigen te maken van de samenleving waarvan het deel uitmaakt. Dit stelt hem in staat goed te functioneren in de directe omgeving en in de maatschappij. Het kind moet leren wat wel en niet mag en hoe het zich moet gedragen. Mijn doel is om een steentje bij te dragen dat kinderen opgroeien tot mensen die wat voor elkaar over hebben, die trouw zijn aan een gegeven woord.

Regels
Ik probeer bij het stellen van regels zo veel mogelijk op één lijn te zitten met de ouders. Voorbeelden van regels zijn: samen delen, op je beurt wachten, niet door elkaar praten en aan tafel zitten tijdens het eten. Daarnaast vindt ik het belangrijk om een kind respect voor de natuur en het milieu bij te brengen. Hieruit volgen regels als afval niet op straat gooien, zuinig omgaan met water en energie en het niet vertrappen van planten.

Voorbeeldfunctie
Ik heb een belangrijke voorbeeldrol om het kind te laten zien wat de normen en waarden zijn en ik ben mij hiervan bewust. Ik laat het kind verantwoordelijkheden dragen die het aan kan. Het uitgangspunt hierbij is dat ik de individuele ontplooiing van het kind zoveel mogelijk respecteert.

2. Ruzie en pesten

Plezier
Plezier staat voorop bij spel en activiteiten. Toch ontstaan tussen spelende kinderen soms conflicten die aanleiding kunnen geven tot ruzie. Dit hoort erbij; kinderen leren hiervan hoe ze kunnen omgaan met belangen van andere kinderen. Daarom grijp ik niet direct in maar geef ik kinderen de kans om het conflict zelf op te lossen. Wel houd ik het verloop van de ruzie in de gaten en grijp in als de strijd ongelijk is. Natuurlijk grijp ik direct in bij gevaarlijke situaties.

Boosheid
Een kind mag boos zijn en dit uiten, indien het daarbij zichzelf of een ander maar geen geweld aandoet. Ik speel een rol in het creëren van dit bewustzijn door het kind bij te brengen dat je boosheid en verdriet kunt uiten op een manier die niet kwetsend is voor anderen.

Pesten
Pesten wordt niet getolereerd. Dit gedrag word veroordeeld en besproken. Met het kind dat pest worden afspraken gemaakt. Daarbij probeer ik er achter te komen waar dit pestgedrag vandaan komt.

Jaloezie
Het kan ook voorkomen dat een kind jaloers is op de aandacht voor, of het speelgoed van, een ander kind. Belangrijk is dat een kind leert om te delen. In de praktijk wordt dit probleem opgelost door gerichte individuele aandacht te geven en duidelijke afspraken te maken over het delen van speelgoed. Het kind moet ook af en toe de gelegenheid krijgen om alleen met iets te spelen zonder dit te hoeven delen.

3. Positief benaderen

Een kind gedraagt zich ongewenst als het zijn eigen veiligheid of die van anderen in gevaar brengt of wanneer hij het plezier van anderen verstoort. Door middel van een positieve benadering, en dus zonder dreiging, probeer ik het ongewenste gedrag om te buigen naar gewenste alternatieven. Ik ben een voorstander van positief opvoeden. Belonen en aandacht geven als een kind het goed doet vind ik belangrijk. Ik leg uit waarom ik blij ben met bepaald gedrag, zodat andere kinderen dit ook begrijpen: “Wat fijn dat je me helpt met tafel dekken/afruimen.” Als ik iets afkeur, leg ik duidelijk uit waarom iets niet mag. Bij een jong kind is afleiden of negeren vaak effectief. Als het echt nodig is voor het kind om weer tot rust te komen, wordt het kind even apart gezet in dezelfde ruimte. Ik hou het kind wel in de gaten en maak het altijd weer goed. Hiermee herstel ik de veilige band tussen het kind en mijzelf. Bij oudere kinderen leg ik uit waarom ik iets afkeur, het is ook belangrijk om het kind duidelijk te maken dat de straf geldt voor een bepaalde handeling. Niet het kind maar de handeling wordt afgekeurd. Zo behoudt het kind een positief zelfbeeld.

Corrigeren
Wanneer ik een kind corrigeer loop ik naar het kind toe. Ik kijk daarbij het kind aan en leg uit waarom iets niet mag. Dit gebeurt altijd direct na de gebeurtenis om het verband tussen het gedrag en de afkeurende reactie duidelijk te maken.


icon download Pedagogisch plan



spelen met zand in de zandbak kleuren met wasco schommelen buiten kruipen

© Rita Rienties 2018 Design: Stephi